
Maat en ritme uitgebreid
Er zijn verschillende maatsoorten. Een maatsoort vertelt ons hoeveel noten van een bepaalde waarde (bijvoorbeeld een kwartnoot of achtste noot) er in een maat passen. De maatsoort wordt aangegeven door een maatteken. Het maatteken vindt je aan het begin van een stuk. Als de maatsoort tijdens het muziekstuk verandert, staat de nieuwe maatsoort op die plek aangegeven.
Het onderste cijfer van het maatteken geeft aan om welke notenwaarde het gaat. Zo geeft een 4 een kwartnoot aan, een 8 een achtste noot, enzovoort. Het bovenste cijfer geeft aan hoeveel van deze noten in de maat passen.
Er zijn 2 maatsoorten waarbij je 2 maattekens kunt gebruiken. Dit zijn de vierkwartsmaat en de twee-tweede maat. Als je een C ziet staan, wordt daarmee een vierkwartsmaat bedoeld. Zie je een C met een streep | erdoorheen, dan wordt daarmee een twee-tweede maat bedoeld.
Kijk maar mee met de voorbeelden hier onder:





Zes-achtste maat
Driekwartsmaat
Vierkwartsmaat
Vierkwartsmaat
Twee-tweede maat
Maatstrepen
Om o.a. het begin en einde van een maat te noteren maken we gebruik van maatstrepen. Dit zijn verticale strepen op de notenbalk. Er zijn verschillende soorten maatstrepen. De 4 meest voorkomende maatstrepen zijn:
​
1. De 'normale' maatstreep
Deze enkele maatstreep wordt gebruikt om aan te geven dat er een nieuwe maat begint.
​
2. De dubbele maatstreep
Deze kom je tegen wanneer de maatsoort verandert. Er worden ook dubbele maatstrepen gebruikt om verschillende secties te markeren.
​
3. De dubbele maatstreep met puntjes aan de rechterkant
Deze maatstreep geeft aan dat er vanaf dat punt herhaald moet worden.
​
4. De dubbele maatstreep met puntjes aan de linkerkant
Deze maatstreep geeft aan dat het voorgaande herhaald moet worden.
​
5. De 'eindstreep'
De eindstreep het einde van een compositie of een deel daarvan aan.
​

Accenten, zware en lichte maatdelen, syncope
Vaak kan de eerste tel van een maat benadrukt worden, er wordt een accent op gelegd. Hierdoor wordt de maatsoort herkenbaar. Een accent op de eerste tel noemen we het hoofdaccent. Een accent op een ander deel van de maat noemen we een nevenaccent. Wanneer op een deel van de maat nadruk wordt gelegd is dit een zwaar maatdeel. Het deel van de maat waar geen nadruk op wordt gelegd noemen we een licht maatdeel. Wanneer een noot op een licht maatdeel valt en verbonden is met een zwaar maatdeel, spreken we van een syncope.
​​
​

1. Hoofdaccent
2. Nevenaccent
3. Syncope
Tweedelige en driedelige maatsoorten
Maatsoorten kunnen tweedelig of driedelig zijn. Wanneer een maatsoort tweedelig is, kun je groepjes van 2 tellen maken. Wanneer een maatsoort driedelig is, kun je groepjes van 3 tellen maken.
​
Daarnaast zijn er enkelvoudige en samengestelde maatsoorten.
Een enkelvoudige maatsoort heeft steeds 1 groepje van 2 of 3 tellen (bijvoorbeeld een tweekwartsmaat of een driekwartsmaat).
Een samengestelde maatsoort heeft meerdere groepjes van 2 of 3 tellen (bijvoorbeeld een vierkwartsmaat (2 groepjes van 2 tellen) of een negen-achtste maat (3 groepjes van 3 tellen)).
​
​
Opmaat
Je kunt een opmaat op 2 manieren tegenkomen. Allereerst aan het begin van een compositie. Het stuk begint dan niet óp de eerste tel van een maat, maar vóór de eerste tel. Je kunt dit over het algemeen goed horen, het accent ligt namelijk niet op de opmaat, maar op de eerste tel van de volgende maat. Officieel vormen de laatste maat van het muziekstuk en de opmaat samen 1 hele maat.
We spreken ook van een opmaat wanneer we het hebben over de eerste noten van een thema waar geen klemtoon op ligt. Deze noot of noten worden gespeeld vóór de eerste noot van de volgende maat, waar wel een klemtoon op wordt gelegd. De opmaat is als het ware een aanloop en leidt muzikaal richting de tel waar de klemtoon op ligt.