Kwintencirkel
De kwintencirkel kun je voor verschillende dingen gebruiken. In het begin lijkt het misschien ingewikkeld, maar als je eenmaal weet hoe je de kwintencirkel kunt 'lezen' kun je er veel gemak van hebben.
In het kort: de afstanden in de kwintencirkel zijn (zoals de naam al zegt) steeds een kwint; als je de cirkel rechtsom leest gaat hij steeds een kwint omhoog.
In de buitenste rand vindt je majeur toonsoorten, in de binnenste cirkel staan mineurtoonsoorten. Hier komen we zo meteen op terug.
Voortekens
Allereerst kun je in de kwintencirkel snel zien of en hoeveel voortekens (kruizen of mollen) een toonsoort heeft. Je kunt dit uit je hoofd leren, er zijn echter ook ezelsbruggetjes waarbij dit niet hoeft.
Handig om te onthouden:
Bij een toonsoort met kruizen: het laatste kruis is de leidtoon van de toonsoort. Kijk maar mee:
Op afbeelding 1 zie je 2 kruizen staan bij de toonsoort D. Dit zijn een F# en een C#. Het laatste kruis, de C# dus, moet de leidtoon zijn voor D. We controleren dit in afbeelding 2 en zien daar dat dit inderdaad zo is.
Afbeelding 1
Afbeelding 2
Bij een toonsoort met mollen: de op één na laatste mol is de toonsoort. Kijk maar:
Op afbeelding 3 zien we bij de toonsoort Eb 3 mollen staan. De toonsoort Eb heeft dus 3 mollen, Bb, Eb en Ab. De op één na laatste mol is een Eb, dit moet dus de toonsoort zijn. Dit controleren we in afbeelding 4 en we zien daar dat dit inderdaad klopt.
Afbeelding 3
Afbeelding 4
Majeur en mineur
Wat je ook snel in de kwintencirkel af kunt lezen zijn de parallellen van elke toonsoort.
Zoals eerder gezegd, vind je in de buitenste rand majeurtoonsoorten en in de binnenrand mineurtoonsoorten.
Elke majeurtoonsoort heeft een parallelle mineurtoonsoort en andersom. Dit betekent dat ze beiden dezelfde en hetzelfde aantal voortekens hebben. Laten we een voorbeeld bekijken:
De toonsoort C majeur heeft geen voortekens. In de kwintencirkel zien we als parallelle toonsoort Am staan. Dit zou moeten betekenen dat Am ook geen voortekens heeft. Wanneer we dit controleren met de toonladder van Am, zien we dat dit klopt.
Nog een voorbeeld:
We zien hieronder dat E majeur als parallelle toonsoort C#m heeft. Deze toonsoorten hebben dus allebei 4 kruizen. Laten we het controleren met de ladder van C#m en zien dat dit klopt:
Nu kun je al deze toonsoorten met hun parallellen natuurlijk uit je hoofd gaan leren, maar er is een nog veel simpelere manier om dit te onthouden:
Om de parallelle toonsoort te bepalen, ga je een kleine terts naar boven of beneden. Wil je de parallelle mineur toonsoort weten? Ga dan een kleine terts omlaag. Wil je de parallelle majeur toonsoort weten? Ga dan een kleine terts omhoog.
Een voorbeeld:
We hebben de toonsoort G majeur. G majeur heeft 1 kruis (denk aan het eerdere ezelsbruggetje: de leidtoon voor G is een F#, dus heeft G majeur 1 kruis, Het laatste kruis is namelijk de leidtoon voor te toonsoort).
Nu willen we weten welke mineur toonsoort ook 1 kruis heeft. Hiervoor gaan we vanaf G een kleine terts naar beneden (zie ook de pagina intervallen) en komen we uit op een E. De toonsoort E mineur is dus de parallelle toonsoort van G majeur.
Andersom kun je dit ook doen. Ben je in een mineur toonsoort en wil je de parallelle majeur toonsoort weten? Ga een kleine terts omhoog, en voilà: je hebt de parallelle majeur toonsoort gevonden!