Het notenschrift
Door middel van het notenschrift kunnen we opschrijven welke toon bedoeld wordt en hoe lang deze moet duren. Het is daarom belangrijk om noten te kunnen lezen.
Notennamen
De noten die wij kennen zijn genoemd naar de eerste 7 letters van het alfabet (A t/m G). De noten A, B, C, D, E, F en G noemen we stamtonen.
Deze noten kunnen we opschrijven op een notenbalk. Een notenbalk bestaat uit 5 lijntjes waarop we de noten kunnen plaatsen. Hoe hoger de noot staat, hoe hoger de noot klinkt.
Soms komt een noot boven of onder de notenbalk uit. In dat geval gebruiken we hulplijntjes. Daarmee geef je de notenbalk op dat plekje een of meer extra lijntjes om toch te kunnen zien welke noot bedoeld wordt.
Als we noten op volgorde na elkaar noteren, ontstaat er een toonladder.
Voortekens (kruizen en mollen)
Er zijn tonen die een halve toonafstand hoger of lager klinken dan de stamtonen.
Als een toon een halve toon hoger klinkt, zetten we een kruis (♯) voor de stamtoon.
Als een toon een halve toon lager klinkt, zetten we een mol (♭) voor de stamtoon.
De noten die verhoogd worden (dus met een kruis), krijgen 'is' achter de letter. De C wordt bijvoorbeeld Cis, de F wordt Fis, de A wordt Ais, enzovoort.
De noten die verlaagd worden (dus met een mol) krijgen 'es' achter de letter. De B wordt bijvoorbeeld Bes, de G wordt Ges, enzovoort. Er is één uitzondering, dat is de noot A. Als de A verlaagd wordt heet hij As.
Om aan te geven dat de verhoging of verlaging niet meer geldt, gebruiken we een herstellingsteken (♮).
Kruizen, mollen en herstellingstekens noemen we voortekens. Voortekens staan vlak voor een noot en gelden in principe tot de volgende maatstreep.
Voortekens kunnen ook voor aan de balk staan. Dan gelden ze voor elke keer dat je de noot tegenkomt en staan ze niet los voor de noot.
Dubbele voortekens
Naast de genoemde voortekens kun je ook dubbele voortekens tegenkomen, het dubbelkruis en de dubbelmol. Een dubbelkruis verhoogt de toon tweemaal een halve afstand, een dubbelmol verlaagt de toon tweemaal een halve afstand. Tonen met een dubbelkruis eindigen op 'isis', tonen met een dubbelmol eindigen op 'eses'.
Hieronder zie je een C met een dubbelkruis, dit wordt dus een Cisis, de E met dubbelmol wordt Eses. Wanneer je deze noten speelt of zingt, klinken deze hetzelfde als de D. We noemen deze noten daarom enharmonisch gelijk aan D.